In terms of life satisfaction, 26% of students experience low satisfaction with their lives. Almost half (47%) of students experience high life satisfaction and 27% moderate satisfaction. The results for vitality correspond partly to these figures. The group of students with low vitality (28%) is the same size as the group who experience low satisfaction with life, but the group of students with high vitality is smaller, at 24%. The largest group (47%) reports moderate vitality. Students may be cognitively satisfied with their lives, but that does not necessarily mean they are buzzing with energy.
Curabitur non nulla sit amet nisl tempus convallis quis ac lectus. Proin eget tortor risus. Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Praesent sapien massa, convallis a pellentesque nec, egestas non nisi.
How much vitality and satisfaction do students feel?
Did you know?
Vitality or life satisfaction is the energy and resilience with which you live your life. Overall life satisfaction refers to how satisfied you are with life. When the three basic psychological needs, the ABC of Psychology, are met, you are more likely to "feel good about yourself. You have more energy, are flexible and resilient, and better realize your growth potential.
Vitality and general satisfaction with life
Students may be cognitively satisfied with their lives, but that does not necessarily mean they are buzzing with energy.
of students report high life satisfaction.
of students experience high vitality.
Conclusions
- While nearly half of students are highly satisfied with their lives, only one in four students experience vitality and feel energetic;
- Just over one in four students is (completely) dissatisfied with their lives and does not feel any vitality (at all);
- Age and socio-economic status play a role. Younger students and students from a low educational background and with a grant experience less vitality and feel less satisfied with their live
Hoe vitaal en tevreden voelen studenten zich?
Wist je dat?
Vitaliteit of levenskracht is de energie en veerkracht waarmee je in het leven staat. Algemene levenstevredenheid verwijst naar hoe tevreden je bent met het leven. Wanneer de drie psychologische basisbehoeften, het ABC-fundament, vervuld worden, is de kans groot dat je je ‘goed in je vel voelt’. Je hebt meer energie, stelt je flexibel en veerkrachtig op en realiseert beter je groeipotentieel.
Vitaliteit en algemene tevredenheid
Hoewel studenten hun leven in cognitieve zin als bevredigend beoordelen, betekent dat niet noodzakelijk dat ze energie halen uit hun doen en laten.
van de studenten rapporteert een hoge levenstevredenheid.
van de studenten ervaart een hoge vitaliteit.
De groep studenten met lage vitaliteit 28% is even groot als studenten die lage levenstevredenheid ervaren, maar de groep studenten met hoge vitaliteit is kleiner, zijnde 24%. De grootste groep 47% rapporteert een matige vitaliteit. Studenten kunnen cognitief dan wel tevreden zijn met hun leven, daarom bruisen ze nog niet van energie.
Conclusies
- Hoewel bijna de helft van de studenten hoog tevreden is met hun leven, voelt slechts één op vier studenten zich erg vitaal en energiek;
- Iets meer dan één op vier studenten is (helemaal) niet tevreden met hun leven en voelt zich (helemaal) niet vitaal;
- Vooral als studenten hun studiekeuze als betekenisvol en authentiek ervaren en hun basisbehoeften voldaan raken, voelen ze zich energieker en veerkrachtiger. Daarnaast speelt ook een herstellende en kwaliteitsvolle nachtrust een belangrijke rol in hoe energiek studenten zich voelen.
- Op beleidsmatig vlak onderstrepen de bevindingen het belang om structureler in te zetten de gezondheidsbevordering van jongeren.
Welke psychische problemen komen vaak voor bij studenten?
Wist je dat?
Heel wat psychische klachten zijn mild en van voorbijgaande aard. Vaak ontstaan ze als reactie op een situatie of gebeurtenis. Zo ervaren heel wat studenten stress voor een examen, en voelt elke student zich wel verdrietig bij een onenigheid met een vriend. Bij een psychische stoornis, zoals een depressie of een angststoornis, houden de klachten langdurig aan en hebben ze een duidelijke impact op het dagelijkse leven en de omgeving.
Op jaarbasis screent 46% van de hogeschool- en universiteitsstudenten positief op de criteria van één of meerdere psychische problemen
Majeur depressieve episode is het meest prevalente probleem: 35% screent positief binnen een 12-maanden perspectief, gevolgd door een positieve screen voor posttraumatische stressstoornis 34%
heeft zich het afgelopen jaar fysiek verwond, zonder evenwel de intentie te hebben om dood te willen zijn.
heeft het afgelopen jaar al eens gedacht aan suïcide, 13% maakte een plan en iets minder dan 2% heeft een suïcidepoging gedaan.
Niet alle psychische problemen zijn ernstig:
-
33% van de studenten die positief screent op een of meerdere psychische problemen ervaart geen impact op het dagelijks leven
- De kritische groep studenten die veel psychische problemen heeft én een grote impact ervaart, bedraagt 5%
De gemiddelde leeftijd van ontstaan psychische problemen bij studenten hoger onderwijs is 15 tot 16 jaar
Positieve screens voor angst, depressie, alcoholgebonden problemen (common mental disorders) schommelen in aanvangsleeftijden tussen de 15-16 jaar.
De aanvangsleeftijd is beduidend lager voor studenten met psychotische symptomen (12 jaar), positieve screens voor bipolaire stoornis (15 jaar) en ADHD (14 jaar).
De aanvangsleeftijd is hoger voor studenten met een posttraumatische stoornis (17 jaar) en een niet-alcoholgebonden middelenprobleem (18 jaar).
Conclusies
- Symptomen van angst en depressie zijn vaak voorkomend bij studenten; tegelijkertijd zien we ook een hoge prevalentie van externaliserende/impulsgerelateerde problemen zoals zelfverwonding, eetproblemen en suïcidaliteit;
- De kritische groep studenten die veel psychische problemen heeft én een grote impact ervaart van deze psychische problemen, wordt geschat op 5%;
- De gemiddelde leeftijd van het ontstaan van psychische problemen is 15 jaar. Middelengebonden problemen en ook een posttraumatische stressstoornis hebben evenwel een aanvangsleeftijd van 18 jaar;
What mental health problems are common among students?
Did you know?
Most emotional problems are mild and transient. They often arise in response to a situation or event. For example, very many students experience stress before an exam, and every student feels sad when they fall out with a friend. With mental disorders – such as an anxiety disorder or depression - the symptoms persist for a long time and have a marked impact on daily life and the environment.
On an annual basis, 46% of students at universities and universities of applied sciences screen positively for the criteria of one or more mental health problems.
Major depressive episode is the most prevalent problem: 35% screen positive within a 12-month perspective, followed by a positive screen for post-traumatic stress disorder 34%
indicate that they have physically harmed themselves (burned, inflicted a wound, held a wound open, scratched themselves) in the past year, although without having the intention of wanting to die.
Over the year, 17% have thought about suicide, 13% made a plan and just under 2% attempted suicide.
Not all mental health problems are serious:
-
When we look at the students who screen positive for at least one problem, 33% indicate that they experience no impact, or only a mild impact, from their mental health problems.
- The critical group who have many psychological problems and experience a major impact from these mental health problems is estimated at about 5% of the Flemish students;
On average, mental health problems arise among students in higher education around the age of 15 to 16.
Positive screens for what are known as the ‘common mental disorders’ (anxiety, depression, alcohol-related problems) fluctuate in age of onset between roughly 15 and 16 years old.
The age of onset is significantly lower for students with psychotic symptoms (12 years old), positive screens for bipolar disorder (15 years old) and ADHD (14 years old),
The age of onset is higher for students with PTSD (17 years) and a substance problem not involving alcohol (18 years old).
Conclusions
- Anxiety and depression are common among students, but at the same time we see a high prevalence of externalising/impulse-related problems (such as self-harm, eating problems and suicidality);
- The critical group who have many psychological problems and experience a major impact from these mental health problems is estimated at about one in twenty Flemish students;
- The average age of onset of mental health problems is 15. However, alcohol and substance problems as well as post-traumatic stress disorder have an age of onset of 18;
What about alcohol and substance use among students?
Did you know?
If you can no longer keep your substance use or a certain behaviour under control, and you feel like it is controlling your life, you might be suffering from an addiction or substance abuse problems. The best known addictions are those to alcohol, nicotine, drugs and medication. Besides substances, certain behaviours can be addictive as well, such as gambling, gaming and surfing the internet. 70% of all adult alcohol addictions originate in student life.
Nearly 8 out of 10 (78%) report alcohol consumption. 26% consume alcohol less than once a month, 29% two to three times a month, 18% two to three times a week, and 5% consume alcohol more than four times a week.
Regarding the amount of alcohol consumed, 22% indicate consuming less than three units per occasion, 26% 3 to 4 units, 29% 5 to 6 units, 18% 7 to 9 units and 5% ten or more units of alcohol per occasion.
Although data on substance use, 28% have used cannabinoids at some point and 8% have taken prescription and/or non-prescription medication (with the intention of getting high, intoxicated or sedated). 7% take opioids, LSD or speed and 4% take stimulants (such as cocaine).
of students screen positive for an alcohol-related problem. The age of onset of alcohol-related problems roughly fluctuates between 15-16 years.
of students screen positive for a problem related to a substance other than alcohol. Substance-related problems have an age of onset of 18 years.
The prevalence of alcohol-related problems also varies as a function of specific student characteristics. For example, they are more common among academic undergraduates, master's students and students in a foundation/intermediate year
Conclusions
- Respectively 5 and 8% screen positive for a disorder
- 13% ever used medication as a drug
- Alcohol/medication use often co-occurs with mental health problems
- The use of alcohol, and by extension other substances such as medication, should receive adequate attention within an integrated prevention and health policy in higher education
Hoe zit het met het alcohol- en middelengebruik bij de studenten?
Wist je dat?
Als je het gebruik van een middel niet meer onder controle kan houden en het je leven beheerst, kan er sprake zijn van een verslaving. De meest bekende verslavingen zijn die aan alcohol, nicotine, drugs en medicatie. Daarnaast kan ook gedrag verslavend zijn, bijvoorbeeld gokken, gamen en internetgebruik. 70% van de alcoholverslavingen bij volwassenen ontstaat in de studententijd.
Bijna acht op tien studenten 78% rapporteert consumptie van alcohol: 26% consumeert minder dan eenmaal per maand, 29% twee tot drie keer per maand, 18% twee tot drie keer per week en 5% consumeert alcohol meer dan vier keer per week.
Wat de hoeveelheid geconsumeerde alcohol betreft: 53% consumeert minder dan drie eenheden per gelegenheid, 24% 3 tot 4 eenheden, 13% 5 tot 6 eenheden, 6% 7 tot 9 eenheden en 4% tien of meer eenheden alcohol per gelegenheid
Met betrekking tot het gebruik van middelen geeft 28% aan in het laatste jaar cannabinoïden te hebben gebruikt, 8% voorgeschreven of niet-voorgeschreven medicatie (met de bedoeling een dempend of opwekkend effect te genereren), 7% street drugs (opiaten, LSD, speed) en 4% stimulantia (zoals cocaïne of andere oppeppende middelen).
van de studenten screent positief voor een alcoholgebonden stoornis. De aanvangsleeftijd voor alcoholgebonden problemen schommelt grosso modo tussen de 15-16 jaar.
screent positief voor een niet-alcoholgerelateerde middelengebonden probleem. Middelgebonden problemen hebben een aanvangsleeftijd van 18 jaar.
De prevalentie van alcoholgebonden problemen varieert ook in functie van specifieke studentenkenmerken. Ze komen bijvoorbeeld vaker voor bij academische bachelorstudenten, masterstudenten en studenten in een schakeljaar.
Conclusies
- Respectievelijk 5 en 8% screent positief voor een stoornis
- 13% gebruikte ooit medicatie als middel
- Alcohol-/middelengebruik komen vaak samen voor met psychische problemen
- Het gebruik van alcohol, en bij uitbreiding van andere middelen als medicatie, moet voldoende aandacht krijgen binnen een integraal preventie- en gezondheidsbeleid van het hoger onderwijs.
Do students with mental health problems often seek help? What obstacles do they experience?
Did you know?
Many students do not realise they are struggling with a mental disorder. Others are convinced that they can or should solve their problems themselves. Other reasons why students don’t seek help are not knowing where to turn, incorrect ideas about what treatment costs, fear of the stigma associated with seeking and receiving help, or concern about a potential negative impact on their academic careers. Finally, there are also logistical reasons, such as a lack of time.
- suicidality generates higher likelihood of treatment: 47-71%
- a higher severity of psychological problem is linked to both a greater need for treatment, 63% with more than two mental health problems
- the unmet need is estimated at 55%
The specific reasons for not seeking help:
- 56 to 83% of students report cognitive and practical barriers
- 42% to 55% of students report stigma as reasons for not seeking help
Students who screen positive for one of the clinical outcomes are not fully aware of the problems:
- 22% indicate that they do not experience a problem and 24% are in doubt,
- 25% believe that there is a mental health problem and plan to do something about it, 17% are actively dealing with it and 12% indicate that the problem has already been dealt with.
Willingness to seek treatment and the perceived need to change the situation vary according according to the clinical outcomes.
- It is striking that the ‘externalizing’ behaviours and disorders are associated with a higher occurrence of the idea that there is no problem
- Theneed increases with the number of problems: 49% with one problem, 65% with two and 72% with three or more problems.
- The highest need for treatment can be found in students who have attempted suicide 85%
Conclusions
- The unmet need for students in Flemish higher education is estimated at 55%;
- The specific reasons for not seeking help are rather cognitive in nature: 83% of the students indicate that they want to solve the psychological problems themselves;
- Overall, only 56% of students with a mental health problem report an effective need for treatment;
- It is striking that externalizing behaviours and problems are associated with a higher occurrence of the idea that there is no problem requiring treatment. This clinical group has low treatment rates, and also a low need for treatment.
- At the policy level, the findings underscore the importance of making a structural effort to further investigate young people's help-seeking behavior, as well as launching a campaign in this regard.
Zoeken studenten (met psychische problemen) vaak hulp? Welke drempels ervaren zij?
Wist je dat?
Studenten beseffen niet altijd dat ze kampen met psychische problemen. Of ze zijn ervan overtuigd dat ze hun problemen zelf kunnen of moeten oplossen. Andere redenen waarom studenten geen hulp zoeken: ze weten niet waar ze terechtkunnen, ze koesteren onjuiste ideeën over wat een behandeling kost, ze hebben schrik voor het stigma dat met het zoeken en krijgen van hulp gepaard gaat, of ze maken zich zorgen over een mogelijke negatieve invloed op hun academische loopbaan.
- suïcidaliteit genereert hogere kans op behandeling 47-71%
- hoe meer psychische problemen, hoe hogere kans op behandeling; 63% bij 3 of meer stoornissen
- de unmet need wordt geschat op 55%
De specifieke redenen om géén hulp te zoeken:
- 56% tot 78% van de studenten ervaart cognitief en praktische drempels.
- 42% tot 55% van de studenten rapporteert stigma als redenen om geen hulp te zoeken.
Studenten met psychische problemen zijn zich niet ten volle van de problemen:
- 22% ervaart geen probleem en 24% twijfelt
- 25% meent dat er een psychisch probleem is en is van plan om er iets aan te doen, 17% pakt het actief aan en 12% geeft aan dat het probleem al is aangepakt
Bereidheid tot behandeling en de ervaren nood om de situatie te veranderen varieert in functie van de klinische outcomes
- Een lage behandelnood kenmerkt zich bij impulsgerelateerde problemen zoals zelfverwondend gedrag, intermittent explosieve stoornis, eetbuien en alcoholstoornis.
- De nood stijgt met het aantal problemen: 49% bij één probleem, 65% bij twee en 72% bij drie of meer problemen.
- De hoogste behandelnood te vinden is bij studenten met een suïcidepoging 85%
Conclusies
- De unmet need voor studenten in het Vlaamse hoger onderwijs wordt op 55% geschat;
- De specifieke redenen om geen hulp te zoeken zijn eerder cognitief van aard: 78% van de studenten geeft aan de psychische problemen zelf te willen oplossen;
- In het algemeen rapporteert maar 56% van de studenten met een psychisch probleem een effectieve nood tot behandeling;
- Externaliserende gedragingen en problemen zijn geassocieerd zijn met een sterker idee dat er geen probleem is dat behandeling behoeft. Deze klinische groep kent lage behandelcijfers, en heeft ook een lage nood aan behandeling.
- Op beleidsmatig vlak onderstrepen de bevindingen het belang om structureel in te zetten op verder naar het hulpzoekgedrag van jongeren, alsook om een campagne hieromtrent op te zetten.
What about students’ motivation to study?
Did you know this?
Motivation is an important and determining factor in achieving your goals. Every student has a mix of different reasons that motivate them to study. The strength of your motivation to start a task varies from one moment to the next and depends on several factors.
The ideal motivation profile combines a high degree of enthusiasm to study with a low level of pressure to do so. The more autonomous, connected and competent you feel during your studies, the higher your motivation, enthusiasm and drive.
The overall figures for motivation are quite positive:
- In general, students indicate that they are motivated, although there are differences in the type of motivation;
- One in two students 51% report high autonomous motivation and 46% moderate autonomous motivation.
- However, just over half of students also experience moderate controlled motivation 57%, and 15% experience high controlled motivation. In addition, 21% show signs of moderate demotivation and 2% show signs of high demotivation.
Person-centred analyses made it possible to examine combinations of these different motivation types.
In terms of motivation profiles, there are three groups of students. In particular, the ‘poor quality/demotivation’ group 25% requires extra attention. Students in Group 3 are predominantly demotivated. If they are motivated, it is mainly due to feelings of pressure.
Conclusions
- The overall figures for motivation are quite positive: autonomous motivation prevails;
- Still, half (51%) report a moderate level and 15% report a high level of controlled motivation, and about 21% show signs of moderate or high demotivation;
- In terms of motivation profiles, there are three groups of students. In particular, the ‘poor quality/demotivation’ group requires extra attention;
- Older students show a better-adapted motivation profile, while female students are more motivated (with autonomous and controlled motivation) than male students.
Hoe zit het met de studiemotivatie van studenten?
Wist je dat?
Motivatie is een belangrijke factor om vol te houden, je doelen te bereiken en je goed in je vel te voelen. Elke student heeft een mix aan motieven om zich in te spannen voor zijn of haar studies. Je motivatie om je aan een taak te zetten verschilt van moment tot moment en hangt af van diverse factoren, zoals de aard van de leerstof of de motiverende stijl van een docent.
Het ideale motivatieprofiel combineert een hoge mate van zin of ‘goesting’ om te studeren en een lage mate van studiedruk. Hoe meer autonoom, verbonden en competent je je voelt tijdens je studies, hoe beter het gesteld is met je motivatie en welbevinden.
Het globale motivatiepatroon is gunstig:
- Globaal geven studenten aan gemotiveerd te zijn, al zijn er verschillen in het soort motivatie;
- Een op de twee studenten 51% rapporteert een hoge autonome motivatie en 46% een matige autonome motivatie;
- Toch ervaart iets meer dan de helft van de studenten ook een matige 57% gecontroleerde motivatie en vertoont 21% tekenen van een matige demotivatie.
Persoonsgerichte analyses lieten toe om combinaties van deze diverse motivatietypes na te gaan.
Er zijn drie groepen, waarbij groep 3 25% het minst gunstige profiel vertoont. Studenten in deze groep zijn vooral gedemotiveerd. Indien ze dan toch gemotiveerd zijn, is dit vooral vanuit gevoelens van druk.
Conclusies
- De globale cijfers voor motivatie zijn vrij gunstig: autonome motivatie primeert;
- Toch rapporteert de helft een matige (51%) en 15% een hoge mate van gecontroleerde motivatie en vertoont ongeveer 21% tekenen van matige of hoge demotivatie;
- Er zijn drie motivatieprofielen waarbij vooral de ‘povere kwaliteit/demotivatie’ groep (25%) extra zorg vraagt;
- Oudere studenten vertonen een meer aangepast motivatieprofiel, terwijl vrouwelijke studenten gemotiveerder zijn (zowel autonoom als gecontroleerd) dan mannelijke studenten.
Hoe zit het met de slaap van studenten?
Wist je dat?
Slapen is – samen met een gezond voedingspatroon en voldoende beweging – essentieel voor een goede gezondheid. Het belang van een goede nachtrust wordt vaak onderschat. Verstoorde slaap voorspelt diverse negatieve uitkomsten, zoals verminderde concentratie en fysieke en psychische klachten.
Het merendeel van de studenten slaapt gemiddeld 7 of 8 uur per nacht (59%). Een op de drie studenten (29%) geeft aan gemiddeld minder dan 7 uur per nacht te slapen.
van de studenten ervaart een hoge slaapkwaliteit, een op de twee (52%) rapporteert een matige slaapkwaliteit en 12% een lage slaapkwaliteit.
Conclusies
- Studenten geven aan gemiddeld 7 uur te slapen;
- Een op drie studenten rapporteert een hoge slaapkwaliteit en een op twee ervaart een matige slaapkwaliteit;
- Vrouwelijke studenten ervaren vaker een lage of een matige slaapkwaliteit.
What is the situation with students’ sleep?
Did you know?
Sleep – together with a healthy diet and sufficient exercise – is essential for good health. By sleeping, you give your body the necessary rest to recover physically from your daytime activities. The importance of a good night's sleep is often underestimated. Disturbed sleep predicts several negative outcomes, such as concentration problems and physical and psychological symptoms.
Overall, students sleep an average of 7 hours a night. The majority of students sleep an average of 7 or 8 hours a night (59%). One in three students (29%) report sleeping an average of less than 7 hours a night.
of students report high sleep quality, 52% report moderate sleep quality, and 12% report low sleep quality.
Conclusions
- Students report sleeping an average of 7 hours;
- One in three students report high sleep quality and one in two experience moderate sleep quality;
- Female students are more likely to experience low or moderate sleep quality.
What about students’ ABC needs?
Did you know this?
Autonomy, connectedness - relatedness or bonding - and competence: these are the three universal basic psychological needs which are key to your psychological well-being. Together they form the ABC of psychology. The better these needs are met, the more energy you have, the more flexibly you have to act and the more resilient you are at coping with difficulties. When these basic needs are not entirely met, you are less likely to feel good and you will be more vulnerable to emotional problems.
Because the online world plays an important role in students’ lives, there is growing attention to the unique role of ABC experiences in both the online and offline worlds.
Do students sometimes seek compensation in the online world for needs that are not satisfied in the offline world?
Both offline and online, students report that their basic psychological needs for autonomy, relatedness and competence are more satisfied than frustrated. Connectedness is the most satisfied need, followed by autonomy and competence. The basic needs are more satisfied offline than online.
report high satisfaction for relatedness, offline.
indicate that their competence needs are greatly or very greatly frustrated offline they feel insecure and feel like they are failing
Conclusions
- Relatedness is the most fulfilled need, followed by autonomy and competence;
- Students report that their basic needs are better met offline than online;
- Students derive less satisfaction from their online than from their offline contacts;
- Offline need satisfaction has a unique, strong, positive association with vitality, life satisfaction and better sleep quality.
Hoe zit het met de ABC-behoeften van studenten?
Wist je dat?
Autonomie, verbondenheid en competentie. Die drie universele psychologische basisbehoeften zijn essentieel voor je psychologisch welbevinden. Samen vormen ze het ABC-fundament. Om je mentaal goed te voelen en veerkrachtig te zijn, is de vervulling nodig van het ABC-fundament. Worden de basisbehoeften beknot, dan voel je je vaak minder goed en ben je kwetsbaarder voor emotionele problemen.
Omdat de online wereld een belangrijke rol speelt in het leven van studenten, is er groeiende aandacht voor de unieke rol van ABC-ervaringen in de online zowel als in de offline wereld.
Zoeken studenten soms compensatie in de online wereld voor hun gebrekkige behoeftebevrediging in de offline wereld?
Zowel offline als online, geven studenten aan dat hun psychologische basisbehoeften aan autonomie, verbondenheid en competentie meer bevredigd dan gefrustreerd zijn. Verbondenheid is de meest voldane behoefte, gevolgd door autonomie en competentie. De basisbehoeften zijn offline meer voldaan dan online.
van de studenten ervaart een hoge mate van verbondenheidsbevrediging offline.
van de studenten geeft aan dat hun competentiebehoefte offline (erg) sterk is gefrustreerd: ze voelen zich onzeker en hebben het gevoel te falen.
Conclusies
- Verbondenheid is de meest voldane behoefte, gevolgd door autonomie en competentie;
- Studenten geven aan dat hun basisbehoeften offline meer voldaan zijn dan online;
- Studenten halen minder verbondenheid uit hun online- dan uit hun offline contacten;
- Offline-behoeftebevrediging vormt een krachtigere voorspeller van vitaliteit en levenstevredenheid dan online-behoeftebevrediging.
In welke mate proberen studenten hun ABC vorm te geven?
Wist je dat?
Door bewust te zijn van de activiteiten, personen en contexten die je ABC-behoeften goed doen én door proactief acties te ondernemen die je ABC-behoeften goed doen, voed je jouw ABC-fundament of batterij. Actief inzetten op je ABC-behoeften - ook wel need crafting genoemd - draagt bij tot je veerkracht en mentaal welzijn.
Omdat de onlinewereld een belangrijke rol speelt in het leven van studenten, werd behoeftevormgeving zowel in de offlinewereld als onlinewereld (sociale media) gemeten.
Meer specifiek 6% van de studenten weinig autonomievormgeving in het offlinedomein versus 17% in het onlinedomein. Dat is vergelijkbaar met verbondenheidvormgeving waar 6% van de studenten weinig verbondenheidsvormgeving rapporteert in het offlinedomein versus 17% in het onlinedomein. Voor competentie rapporteerde 10% weinig competentievormgeving in het offlinedomein terwijl dit 25% was in het onlinedomein.
Conclusies
- Studenten lijken zich meer bewust van welke activiteiten hun behoefte aan autonomie en verbondenheid maximaliseren en/of zoeken vaker proactief deze activiteiten op, in vergelijking met activiteiten die hun behoefte aan competentie maximaliseren;
- Studenten zijn zich in het offlineleven meer bewust van welke activiteiten hun behoeften een boost geven en/of zijn beter in staat om behoeftebevredigende keuzes te maken in hun activiteiten, dan in het onlineleven op sociale media;
-
Behoeftevormgeving kan getraind worden. Dagelijkse behoeftevormgeving werpt vruchten af.
To what extent do students try to craft their ABC?
Did you know?
By paying more attention to your ABC needs, you discover how to spend more time on what you feel is truly important. Through your choices you can give direction to your life, recharge your ABC battery and feel more energetic. Actively addressing your ABC needs - also called need crafting - contributes to your resilience and mental well-being.
Because the online world plays an important role in the lives of students, need crafting was measured in both the offline world and online world (social media).
More specifically, 6% of students report little autonomy crafting in the offline world, versus 17% in the online world. This is similar for relatedness crafting: 6% of students reported little relatedness crafting in the offline world versus 17% in the online world. For competence, 10% reported little competence crafting in the offline world compared to 25% in the online world.
Conclusions
- Students seem to be more aware of which activities best fulfil their needs for autonomy and relatedness and/or are more likely to proactively seek out these activities, compared to activities that best fulfil their need for competence;
- Students are more aware of which activities boost their needs in ‘offline life’ and/or are better able to make need-satisfying choices in their activities than in online life, on social media;
-
Need crafting can be trained. By paying attention to your ABC you can give direction to your life, recharge your ABC battery and feel more energetic.
Waarom kiezen studenten voor hun studierichting? Welke doelen willen ze realiseren? Hoe tevreden zijn ze?
Wist je dat?
Een studie, beroep, partner en woonplek kiezen zijn scharnierkeuzes waarbij studenten hun identiteit vormgeven. Als studenten een autonome studiekeuze maken en intrinsieke doelen ambiëren, dan zijn ze meer tevreden over hun studiekeuze en er beter voor gemotiveerd dan wanneer ze een gecontroleerd gemotiveerde keuze maken en extrinsieke doelen nastreven.
De globale studietevredenheid van studenten is vrij gunstig:
- 64% van de studenten ervaart een hoge studietevredenheid
- 34% ervaart een matige tevredenheid
- 72% rapporteren een hoge autonome veeleer dan een gedwongen motivatie voor hun studiekeuze
- 69% scoort matig op groeigerichte (intrinsieke) doelen 12 % hoog
De studietevredenheid hangt samen de redenen waarom studenten kiezen voor hun studie en de doelen die ze willen realiseren met hun studie. Studenten focussen globaal gezien meer op groeigerichte (intrinsieke) doelen dan op materialistische doelen.
Conclusies
- Over het algemeen lijken studenten tevreden te zijn over hun studie. Ze baseren hun studiekeuze dan ook vooral op autonome veeleer dan gedwongen redenen;
- Een op de vijf studenten streeft met de studie eerder materialistische aspiraties na dan groeigerichte (intrinsieke) doelen;
- Zowel de (de)motiverende docentenstijl als de redenen om een studierichting te kiezen voorspellen de studiemotivatie en -tevredenheid van studenten;
- Mannelijke studenten zijn minder tevreden over hun studie, kiezen hun studie vaker om gecontroleerde redenen en stellen meer materialistische aspiraties voorop.
Why do students choose their area of study? What goals do they want to achieve? How satisfied are they?
Did you know?
Selecting a course of study, profession, partner and a place to live are pivotal choices in which students shape their identity. If students make an autonomous choice of studies and aspire to intrinsic goals, they are more satisfied with their choice and more motivated in their studies than if their choice has a controlled motivation and they are aiming for extrinsic goals.
The overall study satisfaction of students is quite high:
- 64% of students experience high study satisfaction
- 34% reports moderate satisfaction.
- 72% report a high autonomous motivation rather than a forced one for their choice of study.
- 69% score moderately for growth-oriented (intrinsic) goals and 12% have a high score.
Study satisfaction is related to the reasons why students choose their studies and the goals they want to achieve through their studies. Students appear to be more focused on growth-oriented (intrinsic) goals than on materialistic goals.
Conclusions
- In general, students seem to be satisfied with their studies. After all, they make their choice of studies for autonomous rather than forced reasons;
- One in five students pursues materialistic aspirations in their studies rather than growth-oriented (intrinsic) goals;
- Male students are less satisfied with their studies, are more likely to choose their studies for controlled reasons and to prioritise more materialistic aspirations.
To what extent are students perfectionists?
Did you know?
One central aspect of perfectionism is the tendency to set high goals for oneself. Performance-focused perfectionism of that kind is not necessarily detrimental. Performance-based perfectionism can become a problem if a student sets high goals for themself because of pressure or the fear of disappointing themselves or others. At that point, performance-based perfectionism risks being associated with self-critical perfectionism, Also strongly parental expectations can ake over.
To what extent are students perfectionists?
- 39% score highly for performance-focused perfectionism, meaning that they set high goals for themselves.
- 19% score highly for self-critical perfectionism.
- 58% experience low parental criticism.
Gender and age are associated with both self-critical and performance-focused perfectionism:
-
Female students are more highly self-critical and more highly performance-focused than male students
-
Younger students have a greater chance of high self-critical perfectionism but, conversely, also a lower chance of high performance-focused perfectionism
Conclusions
- Students score particularly highly for self-critical perfectionism: almost 40% set the bar high and set themselves challenging goals;
- One in 5 students report a high degree of self-critical perfectionism, which is characterised by self-criticism and self-doubt;
- Female students are more perfectionist across the board: they are both more performance-focused and more self-critical.
Hoe perfectionistisch zijn studenten?
Wist je dat?
Eén centraal aspect van perfectionisme is de neiging om zichzelf hoge doelen op te leggen. Prestatiegericht perfectionisme hoeft geen probleem te zijn. Het vormt wel een probleem als je jezelf steeds te hoge doelen oplegt vanuit druk of angst om jezelf of anderen teleur te stellen. Op dat moment dreigt prestatiegericht perfectionisme gepaard te gaan met zelfkritisch perfectionisme. En kunnen ook sterk ouderlijke verwachtingen de bovenhand nemen.
Hoe zit het met perfectionisme?
- 39% scoort hoog op prestatiegericht perfectionisme en stelt dus voor zichzelf hoge doelen op
- 19% scoort hoog op zelfkritisch perfectionisme
- 58% rapporteert een lage ouderlijke kritiek
Geslacht en leeftijd hangen systematische samen met zowel zelfkritisch als prestatiegericht perfectionisme:
- Vrouwelijke studenten zijn meer hoog zelfkritisch en hoog prestatiegericht dan mannelijke studenten
- Jongere studenten blijken een grotere kans te hebben voor hoog zelfkritisch perfectionisme
Conclusies
- Studenten scoren vooral hoog op zelfkritisch perfectionisme: bijna 40% legt de lat hoog en stelt zichzelf uitdagende doelen;
- Een op de vijf studenten rapporteert een hoge mate van zelfkritisch perfectionisme, wat gekenmerkt wordt door zelfkritiek en zelftwijfel;
- Vrouwelijke studenten zijn meer perfectionistisch over de gehele lijn: ze zijn zowel meer prestatiegericht als zelfkritisch.
Welke ondersteuning vragen studenten? Hoe zit het met hun sociaal netwerk en steunbronnen?
Wist je dat?
Voel je je verbonden met je hogeschool of universiteit en heb je een goede relatie met docenten en medestudenten? Dan heb je tweemaal minder kans om emotionele problemen te ontwikkelen. Je voelt je beter in je vel en presteert vaak ook beter. Verbondenheid geeft je het gevoel dat je er niet alleen voor staat en beschermt je op moeilijke momenten. Hogescholen en universiteiten hebben een ruim aanbod van begeleidingsdiensten. Alles om zorgeloos student te zijn.
van de studenten voelt zich eerlijk en rechtvaardig behandeld aan de onderwijsinstelling, zowel in en buiten het leslokaal
van de studenten weet waar ze op hun hogeschool of universiteit terechtkunnen als ze emotionele of middelengerelateerde problemen zouden ervaren
Hogescholen en universiteiten zijn warme en motiverende lerende omgevingen:
- de ervaren steun door lesgevers, studiebegeleiders en studenten is respectievelijk 72, 77 en 86%
- 51% van de studenten ervaart een sterk motiverende lesgeversstijl
Hogescholen en universiteiten hebben een breed ondersteuningsaanbod:
- 8% van de studenten zocht advies of hulp vanwege psychische klachten
- 21% van de studenten zocht advies of hulp voor studieproblemen als studiekeuze en studievaardigheden.
van de studenten heeft een sociaal netwerk van 3 tot 4 personen waarop ze terug kunnen vallen om zowel goede als slechts ervaringen mee te delen.
van de studenten voelt zich vaak tot heel vaak eenzaam.
Conclusies
- Studenten voelen zich rechtvaardig behandeld en heel gesteund door hun lesgevers, studiebegeleiders en medestudenten; zowel in de les als erbuiten;
- Studenten zoeken hulp binnen de onderwijsinstelling voor hun emotionele problemen en studieproblemen; de meeste studenten (62%) weten waar ze hiervoor terechtkunnen binnen hun onderwijsinstelling;
- Studenten hebben gemiddeld een netwerk van drie tot vier personen in hun omgeving waarop ze terug kunnen vallen om zowel goede als slechts ervaringen mee te delen;
- Een kwart van de studenten voelt zich vaak tot heel vaak eenzaam.
What support do students ask for? What about their social network and sources of support?
Did you know?
Do you feel connected to your college or university and maintain a good relationship with tutors/lecturers and fellow students? If so, you are half as likely to develop emotional problems. You feel better in your own skin and often perform better as well. Connectedness gives you the feeling you are not alone and protects you during hard times. The student services of colleges and universities offer a wide range of support.
of students feel honestly and fairly treated at their educational institution, both inside and outside the classroom.
of students say they know where to turn to at their university of applied sciences or university if they experience emotional or substance-related issues.
Colleges and universities are warm and motivating learning environments:
- The support experienced from lecturers, tutors and students is 72, 77 and 86%, respectively.
- 51% find their lecturers highly motivating and 48% give their lecturers a low score for demotivation.
The student services of colleges and universities offer a wide range of support:
- 8% of students sought advice or help for emotional problems
- 21% of students have sought advice or help for study problems such as study choice and study skills. .
indicate that they have 3-4 people close to them
of students indicate that they often or very often feel lonely.
Conclusions
- Students feel very well supported by their lecturers, tutors and fellow students, both in class and elsewhere;
- Students seek help both inside and outside their educational institution for their emotional and study problems; 62% of students know where to go within their educational institution for support;
- Students have an average network of 3 to 4 people in their environment whom they can fall back on to share both good and bad experiences.
- A quarter of the students often or very often feel lonely.